Ik heb een moord gepleegd. Misschien niet een hele erge moord, voor zover je kan zeggen dat de ene moord erger is dan de andere, maar desalniettemin een moord. Het begon allemaal drie weken geleden toen ik van mijn tweelingzus Evi en haar vriend Rutger een cactus kreeg. Een mini cactus specifiek.
Het was zo’n lief klein ding die je tegenwoordig in praktisch iedere winkel kunt vinden en zonder welke je leven niet compleet is. Tenminste dat vind ik. Iedereen heeft iets nodig om voor te zorgen en lief te hebben. We willen ons allemaal gewaardeerd, geliefd en vooral ook nodig voelen en ik was ervan overtuigd dat zo’n mini cactus dit allemaal voor mij zou doen.
Het zegt iets over je als je ervoor kan zorgen dat iets groeit en bloeit en zich ontwikkelt. Iets over je geslaagdheid als mens. Je begrijpt dat ik op die dag, toen ik dat klein grijze potje in mijn handen geduwd kreeg met Bob – iedere cactus heeft natuurlijk een naam nodig – op en neer sprong van vreugde. Eindelijk een plantje voor mezelf. Blij nam ik Bob mee naar huis en eenmaal daar aangekomen zette ik hem teder op mijn bureau naast mijn computerscherm. Ik breng aardig wat tijd door achter mijn pc dus op die manier zou ik elke dag van hem kunnen genieten en op hem kunnen letten.
Iedere morgen keek ik naar Bob en al zijn schattige kleine cactus naaldjes – de tweede dag prikte hij me al tot bloedens toe maar dat vergaf ik hem – en in mijn hoofd vormde zich een beeld van een hele cactus familie. Misschien zou ik dit weekend wel even naar het tuincentrum gaan om nog twee cacti te kopen. Het meervoud van cactus is dus blijkbaar zowel cactussen als cacti. Ik had geen idee maar enfin. Twee extra cactussen dus. In mijn brein had ik het al helemaal uitgedacht. Er pasten best drie cactussen – of cacti dus – op mijn bureau en zou dat niet gezellig staan. Bob zou zich niet meer zo alleen voelen en mijn kamer zou er weer wat fleuriger uitzien. Wat levender. Het zou misschien een scherp contrast vormen met de rokende puinhopen die zich in alle hoeken van mijn kamer bevonden maar ik was toch al van plan op te ruimen. Maar nu echt… De beslissing was genomen.
Op donderdag van die week keek ik naar mijn kleine naaldige vriend en besloot ik dat hij vast wel trek had in een slokje water. Toevallig stond er nog een halfvol glas van de vorige dag en had ik eigenlijk geen zin om naar de kraan te lopen. In mijn hoofd een perfecte oplossing. Dat deze oplossing toch niet zo perfect was kwam ik achter toen ik per ongeluk een veel te grote plens water in het potje goot. Het bleek dat je met een glas niet zo goed kunt doseren. Ik schrok een beetje want zoveel water kon nooit goed zijn voor Bob. Ik snelde naar de wasbak en terwijl ik het overtollige water probeerde weg te gieten kwam er een voorzichtig gevoel van schuld op. Dit schuldgevoel duwde ik iets minder voorzichtig, zeer geoefend, acuut weer weg. Naar de krochten van mijn brein. Het zou allemaal wel goed komen met Bob. Cactussen staan tenslotte bekend om hun veerkrachtigheid.
Het weekend brak aan en wegens omstandigheden – iets met op de bank hangen – kwam het er niet van om naar de Intratuin te gaan dus Bob moest nog even wachten op zijn nieuwe familie. Toen ik op maandagochtend uit mijn bed kwam, maakte ik ontbijt – ik at een oliebol -, sprong onder de douche, poetste mijn tanden en ging achter mijn computer zitten. Toen viel mijn blik op Bob. Waar deze ooit springlevende cactus drie dagen geleden nog fier rechtop stond hing hij nu wat slap naar voren. Hij zag er uit als een ballon waar de lucht half uit gelopen is en bood de verlepte aanblik van dingen waarvan je weet dat ze hun laatste levensfase bereikt hebben. Ik keek naar Bob en negeerde het knagende gevoel. Het zou heus wel goed komen toch?
Op dat punt aangekomen zou ieder weldenkend mens bedacht hebben dat cactussen normaal gesproken in de woestijn staan en dus vrij weinig water nodig hebben. Hierna zou de conclusie getrokken worden de cactus voorlopig ver van water te houden. Helaas is weldenkendheid voor mij niet net zo vanzelfsprekend als voor andere mensen. Ik besloot in mijn naïeve optimisme dat Bob natuurlijk gewoon nog wat water nodig had. Zo gedacht zo gedaan. Bob kreeg water. Op naar herstel en de terugkeer van zijn trots. Bob had misschien op het randje van de dood gebalanceerd maar hij zou het halen. Ik zou niet falen. Dat kon niet. Niet met een cactus.
De volgende dag was Bob dood. Verdronken, was de accurate diagnose van mijn moeder, bij wie de tranen over haar gezicht stroomden. Wie nu denkt dat ze misschien droevig was over het vroegtijdige overlijden van Bob heeft het mis. Het huilen kwam van het lachen. Om mij. Om het feit dat ik niet eens een cactus in leven kan houden. ‘Cactusmoord’ riep ze terwijl ze hikte van het lachen. Ik keek naar mijn moeder terwijl ze me uitlachte en bedacht dat het verzorgen van een cactus absoluut, voor honderd procent helemaal niets te maken heeft met je geslaagdheid als mens. Twee maanden later kreeg ik voor kerst een gehaakte cactus.
I love this cactus story. It reminded me of the goldfish I received from my sister, which I managed to kill within a week. I cleaned the bowl with a chlorine cleanser thinking I was being so kind. I rinsed it a couple times. Sadly he was floating on top the next day.
So glad you’re doing this, as I love your writing style. You shine through your words.
Hahahaha ik hou ervan! Ik zei vandaag al dat je een leuk mens bent met leuke humor… dit hierboven sluit daar op aan! ? heerlijk droge (helaas niet voor bob) humor!